Waarschuwingstekens voor zelfmoord

juli 5, 2016 1:06 pm Gepubliceerd door

Naarmate zelfmoordcijfers stijgen, ontdekken wetenschappers nieuwe waarschuwingstekens

Computer algoritmen, bio markers en andere geavanceerde technieken helpen problemen eerder signaleren.

Wetenschappers boeken vooruitgang in de zoektocht naar oplossingen voor een van de meest bedroevende problemen in de geestelijke gezondheidszorg: Hoe te voorspellen wie het gevaar loopt zelfmoord te plegen.

Onderzoekers zijn op zoek naar bio markers, zoals patronen in de hersenactiviteit op fMRI-scans of het gehalte stresshormonen in het bloed, die verband houden met suïcidale gedachten en handelingen. Ze zijn computer algoritmen aan het maken, met de invoer van duizenden stukjes data, om zo te komen tot risico-inschatting. Ze kijken naar slaappatronen en zelfs naar reacties op gespecialiseerde computertaken die kunnen aantonen dat er onbewust een neiging is om zichzelf wat aan te doen.

De nood is hoog. In werkelijkheid is het voor psychiaters en psychologen zeer moeilijk om vast te stellen wie suïcide-gevaarlijk is. Men verlaat zich voornamelijk op navraag bij de patiënten.

Maar mensen verzwijgen vaak hun plannen. Er bleek zelfs dat onderzoekers aan de Harvard University and Massachusetts General Hospital niet nauwkeuriger dan het toeval konden voorspellen welke patiënten die de psychiatrische eerste hulp hadden bezocht een zelfmoordpoging zouden doen in de daaropvolgende 6 maanden.

Algemeen geaccepteerde risicofactoren, zoals man zijn, psychische ziektes in de voorgeschiedenis en het ervaren van stressoren zoals het verlies van een baan of het verbreken van een relatie zijn niet specifiek genoeg om als hulpmiddel nuttig genoeg te zijn.

“Het is een grootse doodsoorzaak en we hebben er geen grip op,” zegt Matthew K. Nock. Hij is professor psychologie aan Harvard en een van de prominentste zelfmoordonderzoekers in de Verenigde Staten.

Alhoewel depressie de psychische aandoening is waarbij men de sterkste associatie heeft met zelfmoordgedachten, leidt dit niet vaak tot zelfmoordhandelingen. Recent onderzoek toont aan dat juist bij andere aandoeningen, zoals angststoornissen, problemen met impulsbeheersing en verslaving, er een sterker verband is met zelfmoordpogingen. De meeste zelfmoordpogingen vinden binnen een jaar na het begin van de zelfmoordgedachten plaats.

Het National Institute of Mental Health is kortgeleden een onderzoek gestart waarbij gebruikt gemaakt zal worden van hersenscans, bloedproeven en andere tests om bio markers te bepalen die gerelateerd zijn aan dreigend gevaar voor suïcide.

Aan het onderzoek zullen 170 mensen in totaal meedoen en er worden vier groepen vergeleken. Vijftig zullen in het onderzoek meegenomen worden binnen twee weken na een zelfmoordpoging of ernstige zelfmoordgedachten. (Patiënten die betrokken worden bij het onderzoek komen uit de Eerste Hulp van het ziekenhuis of verblijven op de psychiatrische afdeling.) Een groep van 40 proefpersonen zal in de voorgeschiedenis een zelfmoordpoging hebben gedaan, maar niet gedurende het afgelopen jaar. Een andere groep van 40 proefpersonen bestaat uit mensen met als symptoom angst of depressiviteit maar zonder suïcidale gedachten of neigingen. De laatste groep van 40 zal gevormd worden door de controlegroep gezonde mensen.

Uit een ander onderzoek van hetzelfde National Institute of Mental Health bleek dat bij de groep ernstig depressieve proefpersonen het wakker zijn tussen 4 en 5 uur ’s morgens verband hield met een toegenomen risico op zelfmoordgedachten de volgende dag. (Dit werd gemeten tijdens een slaaponderzoek dat polysomnografie heet. De onderzoeksresultaten werden bekend gemaakt bij een bijeenkomst van de American Society of Clinical Psychopharmacology in mei. Beide onderzoeken van het National Institute of Mental Health bestuderen ook de drug ketamine als mogelijke behandeling voor zelfmoordgedachten.

“Deze mensen liggen waarschijnlijk in bed en piekeren meer,” zegt Carlos A. Zarate, hoofd van de afdeling “neurobiologie en behandeling van stemmingsstoornissen” aan de National Institute of Mental Health.

Onderzoekers bestuderen ook gehaltes van het stresshormoon cortisol als mogelijke aanduiding voor het risico op zelfmoordpogingen. Een onderzoek dat in 2016 gepubliceerd is in het vakblad Neuropsychopharmacology bestudeerde 208 mensen van wie de ouders aan stemmingsstoornissen leden. Hieruit bleek dat proefpersonen met een zelfmoordpogingen in de voorgeschiedenis een lagere uitgangswaarde van cortisolgehalte hadden en een lagere cortisolafgifte als reactie op een stressvolle taak zoals een toespraak houden of rekenoefeningen maken. Dit bleek zelfs het geval te zijn bij degenen die geen daadwerkelijke zelfmoordpoging hadden ondernomen maar wel zelfmoord gerelateerd gedrag vertoonden zoals zelfmoordgedachten die geleid hadden tot een medische doorverwijzing.

Professor Matthew K. Nock leidt het Nock Lab op de afdeling psychologie van de Harvard Universiteit. Hier doet hij onderzoek naar zelfmoord en zelfverminking. Dr. Nock en collega’s zijn een onderzoek aan het afronden waarmee ze een meetinstrument willen maken om het individuele risico op zelfmoord te kunnen inschatten. De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van de medische gegevens van 1,7 miljoen mensen die patiënt zijn bij een grote geestelijke gezondheidsorganisatie.

Computers analyseerden meer dan 30.000 verschillende risicofactoren waaronder de traditionele zoals leeftijd en geestelijke gezondheidsproblemen in de voorgeschiedenis. Echter enkele verrassende zaken, zoals maag-darmproblemen, infecties en verwondingen zoals ribfracturen, bleken verband te houden met een verhoogd risico op zelfmoord.

Dr. Nock geeft aan dat sommige door de persoon zelf toegebracht zijn of gerelateerd zijn aan impulsief gedrag. Gebruikmakend van de historische data kon men 45% van de zelfmoorddaden ongeveer 3 jaar voor de daad signaleren.

Een onderzoek dat gebruik maakte van dezelfde methodes om het zelfmoordrisico in te schatten bij Amerikaanse soldaten in het jaar na hun ziekenhuisopname voor psychiatrische problemen is gepubliceerd in 2015 in JAMA Psychiatry. Het algoritme was in staat 53% van de zelfmoorden tijdens die periode van verhoogd risico te voorspellen.

Onbewuste neigingen kunnen ook wijzen op een risico. Dr. Nock en medewerkers aan het Harvard and Mass General maakten gebruik van ogenschijnlijk simpele computertaken die meten wat bekend is als impliciete cognitie. Mensen krijgen woorden te zien die staan voor leven (bijvoorbeeld “bloeien” of “ademen”), de dood (“levenloos” of “zelfmoord”) en “ik” (“mijzelf”) en “niet-ik” (“zij,” ”anderen”).

Bij een onderzoek dat in 2010 werd gepubliceerd werden 157 mensen die een psychiatrische Eerste Hulp hadden bezocht onderzocht; de proefpersonen werd gevraagd om de woorden in te delen in categorieën. Uit dit onderzoek bleek dat de personen die het snelst woorden die met de dood te maken hadden en woorden die met zichzelf te maken hadden in dezelfde groep plaatsten, drie keer vaker een zelfmoordpoging deden in de daaropvolgende zes maanden vergeleken met mensen die snel woorden die met leven te maken hadden in verband brachten met woorden die met zichzelf te maken hadden. (Een zelfmoordpoging in het verleden is de krachtigste voorspeller van een poging in de toekomst.)

De wetenschap van het voorspellen van het risico op zelfmoord staat nog in de kinderschoenen. Geen enkele benadering zal waarschijnlijk iedereen die een risico loopt kunnen vaststellen. Maar er is hoop dat een betere voorspelling dokters en familieleden de tijd gunt om kwetsbare patiënten in behandeling te krijgen, medicatie goed in te stellen of zelfs om over te gaan tot preventieve ziekenhuisopname. Onderzoekers werken ook aan behandelvormen gericht op suïcidale gedachten en gedrag.

Bron:
The Wall Street Journal, 07 juni 2016, geschreven door Andrea Petersen

Vrij vertaald voor Anoiksis door Stephany Richardson op 04 juli 2016.

Gecategoriseerd in :

Dit bericht is geschreven door Vertaalteam

Commententaren zijn gesloten.